Humans of Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science
Ada van Gulik
Coördinator bij de Faculty Graduate School van EWI / vertrouwenspersoon sociale en organisatorische integriteit voor TU Delft
Zowel in het verleden als meer recent hebben medewerkers van TU Delft ontzettend nare en heftige dingen meegemaakt. Binnen EWI gaat het vooral om vrouwen, PhD’s en internationale medewerkers, blijkt uit het Berenschot-rapport. Wat deze mensen is overkomen kunnen we nooit helemaal rechtzetten. We kunnen wel met elkaar proberen om ervoor te zorgen dat het beter wordt. Eén van de dingen die belangrijk is in dit proces, is om met elkaar in gesprek te gaan. Daarom gaan wij voor deze reeks Humans of EEMCS in gesprek met mensen over het EWIquette-thema Stepping up and supporting others when they need it.
“Ik wil graag bijdragen aan een gezond werkklimaat waar collega's en studenten gezien, gehoord, en gewaardeerd worden. Ik denk dat mensen daar veel behoefte aan hebben. Soms krijgt dit bij TU Delft onvoldoende aandacht, en kunnen de middelen wel eens belangrijker zijn dan de mens. Ik wil daarom collega’s ondersteunen en bemoedigen, en bijdragen aan een meer mensgerichte organisatie. Als het met medewerkers goed gaat, zorgt dat vervolgens ook voor een betere kwaliteit van onderzoek en onderwijs.
Als vertrouwenspersoon kom ik aangrijpende situaties tegen. Een voorbeeld van een andere faculteit is een situatie waarbij een vastgelopen samenwerking tussen een promovendus en promotor ertoe leidde dat de promotor het vertrouwen in een succesvolle afronding opzegde, in een vergevorderd stadium van het promotietraject. Dat is voor alle betrokkenen erg pijnlijk en ook beschadigend, maar het had natuurlijk vooral veel impact op de promovendus, die zich onjuist bejegend voelde. Die verliest jaren aan werk en ziet een langgekoesterde droom in duigen vallen.
Het is hartverscheurend om iemand zo te zien instorten. Hoe kan je iemand op zo’n moment helpen? Ik vond het in dit geval moeilijk om een professionele afstand te houden, de ontreddering was haast te groot. Het eerste wat dan nodig is, is empathie: de erkenning van de persoon en wat hem overkomen is. Daarnaast ondersteun je bij het ordenen van de gedachten en emoties, en schets je perspectieven of handelingsopties.
Wat mij ook raakt, maar meer in positieve zin, is als ik getuige ben van een slepende kwestie waarin ineens een doorbraak komt. Dat de betrokkenen de ruimte vinden om zich te verplaatsen in het perspectief van de ander. En soms worden er zelfs excuses aangeboden, waar niemand het ooit nog had verwacht. Het gevoel dat ik collega’s echt een stap verder heb kunnen helpen: dat geeft mij veel voldoening.
Ik denk dat het een gezamenlijke opdracht is van ons allemaal om een gezonder werkklimaat te bewerkstelligen en te promoten. Het lijkt nu soms of er binnen onze universiteit twee bubbels ontstaan, één bubbel met de zorgstructuur, zoals de vertrouwenspersonen, bedrijfsmaatschappelijk werk en het Integrity Office die ‘de oplossing’ moet bieden (maar waar het ontbreekt aan bevoegdheden) - en één bubbel van de lijnorganisatie. Het is belangrijk dat die twee elkaar beter weten te vinden. We worden nu overspoeld met plannen, protocollen en beleid. Goede plannen en regels zijn noodzakelijk, maar dat moet geen excuus worden om weg te kijken van de eigen verantwoordelijkheid en ons eigen gedrag. Ik ben ervan overtuigd dat verbetering begint bij relaties waar we recht doen aan de ander, en waar wij ons verbinden aan een belang dat onszelf overstijgt.
Iemand die mij inspireert om voor een ander op te komen is mijn buurman, die uit Syrië naar Nederland is gevlucht. Als het gaat stormen, dan kijkt hij om zich heen wat er in de straat moet gebeuren en gaat uit zichzelf een schutting stutten. Ik woon in een volksbuurtje en zie de zorg en het oog hebben voor de ander terug in het klein, in mijn directe omgeving. Daar begint het, dat vind ik ontzettend inspirerend.
Ik vind dit heel mooi werk en ik hoop dat ik dit nog lang mag blijven doen. Maar er zijn ook moeilijke of frustrerende momenten, waarop ik soms de handdoek in de ring wil gooien. Het is voor mij daarom belangrijk om de balans in de gaten te houden. Gelukkig zorgen mijn zoons vaak wel voor afleiding. Ik ben alleenstaande ouder en thuiskomen is als een warm bad. Veel kans of tijd om te blijven malen over de problematiek van mijn werk als vertrouwenspersoon heb ik niet; als ik thuis ben gaat mijn aandacht en het luisterend oor vooral uit naar hen. Zij geven mij wortels en vleugels, en ik hoop dat dat wederzijds is.”