Benadering
Er zijn veel studies gedaan door woningcorporaties, adviesbureaus en instituten als de TU Delft naar de grondige renovatie of energie-efficiëntie van portiekwoningen. De stedelijke en architectonische kwaliteiten van buurten met portiekwoningen zijn geïnventariseerd. De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed en de Gemeente Amsterdam hebben methodes ontwikkeld om de architectonische waarde te beoordelen. Ook zijn er studies gedaan naar de ervaringen van bewoners tijdens de transformatie van hun buurt. Deze inspanningen zijn echter meestal op één kwestie gericht, namelijk renovatie, erfgoed of bewoners.
Het doel van dit project was om door middel van ‘Research through Design’ (RTD) voorbij de huidige praktijk te kijken. Figuur 2 laat zien uit welke stappen zo’n onderzoek bestaat. Dit RTD-project bestond uit een wetenschappelijk onderzoek dat op basis van de unieke inzichten die door middel van praktijkontwerp zijn verkregen tot voorstellen voor grondige renovatie heeft geleid, om zo een beter begrip te krijgen van complexe kwesties op het gebied van transformatie en ingrepen.
Het betrof een multidisciplinair onderzoeksproject waarin gebruik is gemaakt van verschillende methodes en kennisvelden. Er zijn aantrekkelijke en haalbare ontwerpvarianten ontwikkeld voor de renovatie van een aantal woningtypen dat een relatief groot deel van alle naoorlogse portiekwoningen vertegenwoordigt. Deze ontwerpen zijn gecategoriseerd in een algemeen transformatiekader (General Transformation Framework – GTF) en voor de vragenlijsten gebruikt. De ontwerpvarianten zijn door middel van een speciale methode (het discrete-keuzemodel) getoetst op gebruikersvoorkeuren, wat heeft geleid ontwerpoplossingen (in de vorm van een routekaart) die een goede kans maken om door gebruikers te worden geaccepteerd. Zowel ontwerp als onderzoek zijn activiteiten die meestal worden ingezet voor een contextafhankelijk doel.
In het kort is het probleem de versplintering van kennis en een tekort aan ontwerpoplossingen om de energie-efficiëntie en architectonische kwaliteit van deze woningvoorraad te verbeteren, maar ook een gebrek aan inzicht in hoe de markt zal reageren op verschillende ontwerpvarianten, met name als gevolg van een gebrek aan empirisch bewijs. Dat leidt tot een groeiende behoefte aan het toetsen van consumentenvoorkeuren op basis van door de mens gemaakte voorwerpen.
De casestudy voor dit RTD-project werd gevormd door een empirisch onderzoek dat zich richtte op een verschijnsel in een realistische context. Daardoor werd bewijs uit meerdere bronnen verkregen en bestond de mogelijkheid de theorie te generaliseren. Voor de renovatie van de meest generieke portiekwoningen zijn ontwerpvarianten ontwikkeld die met behulp van vragenlijsten zijn getoetst op gebruikersvoorkeuren. Deze werkwijze was nodig om het algemene transformatiekader onder realistische omstandigheden te ontwikkelen. Het transformatiekader en de ontwerpstrategie zijn gevalideerd door middel van testcases waarbij woningcorporaties en architecten betrokken waren. Deze benadering maakte het mogelijk om het onderzoek te generaliseren.