Luuk van Duuren
‘Afwisselend: abstracte wiskunde en toegepaste natuurkunde’
Het leukste aan de dubbele bachelor vind ik de afwisseling tussen het abstracte van de wiskunde en het toegepaste van de natuurkunde. Bij de natuurkundecolleges heb je vaak snel een beeld van de concepten en kun je je afvragen of het logisch is. Bij wiskunde kan dat niet zo snel; je moet vaak echt goed nadenken over hoe het eruit ziet. Dit laatste zorgt er wel voor dat het eerste jaar doorbijten is. Pas in het tweede jaar krijg je ook bij wiskunde meer toegepaste vakken, waarbij je de basis van het eerste jaar gaat gebruiken.
De universiteit was in het begin erg wennen, want je zit vier dagen in de week van 9 tot 18 uur op de campus. Een leukere verandering was dat je op de universiteit vaker opdrachten samen maakt. Je zit niet in je eentje thuis, maar gaat met een groepje in de studieruimte zitten.
Bij de meeste vakken ben ik vooral veel bezig met het oefenen van de stof. Ik vond de Analysevakken erg leuk waarbij je voortbouwt op Wiskunde B: integreren en differentiëren, maar ook in meerdere dimensies. Het lastigste en uitdagendste vak vond ik Wiskundige Structuren, vooral het abstracte deel over topologie.
Vorig jaar twijfelde ik tussen de dubbele bachelor en econometrie. Ik heb uiteindelijk voor Delft gekozen, omdat deze studie breder is en ik de natuurkunde ook leuk vind. Na mijn bachelor wil ik misschien gaan schakelen naar econometrie, maar dit jaar merk ik dat mijn interesse ook bij biofysica ligt. Door de dubbele bachelor kan ik beide opties gelukkig open houden.