Bloemen en bijen op de campus
Natuur speelt een steeds grotere rol op de campus van de TU Delft. Delft Integraal fietste een rondje mee met Rene Hoonhout, teamleider Groen bij de afdeling Campus and Real Estate.
Rene Hoonhout wijst op een grasveld naast de TU Library. De graspluimen zijn bijna een meter hoog, de wilde goudgele bloemen tieren er welig. Het is een van de tientallen plekken waar het team van Hoonhout zo min mogelijk maait. Een bewuste keuze, vertelt hij. “Een strak gemaaid gazonnetje doet niets voor de biodiversiteit, dus waar het kan laten we het gras en de bloemen lekker groeien. Goed voor de insecten en voor de verspreiding van bloemen en kruiden.” Deze vorm van groenbeheer wint de afgelopen jaren steeds meer terrein in Nederland. “Het gaat terug naar het hooilandbeheer van vroeger”, weet Hoonhout. “Vroeger stonden boerenweides vol bloemen en kruiden.”
Maaien doet hij alleen op plekken waar het echt niet anders kan. In het Mekelpark bijvoorbeeld, waar studenten en medewerkers op het gras willen zitten. En langs de trambaan van de campus. Het is handig dat overstekende voetgangers van een afstand kunnen zien dat ze een trambaan betreden.
Een strak gemaaid gazonnetje doet niets voor biodiversiteit
Sierwaarde versus insecten
Sinds zo’n tien jaar probeert Hoonhout stukje bij beetje de biodiversiteit op de 161 hectare grote Delftse campus te vergroten. En dat doet hij niet alleen door grasvelden hun gang te laten gaan, maar ook door te kiezen voor natuurlijke oevers langs de sloten die op het TU-terrein lopen en voor bomensoorten die goed zijn voor biodiversiteit. “Vroeger koos je bomen uit op hun sierwaarde, maar nu kijk je vooral naar hun waarde voor de natuur”, vertelt hij aan de rand van een bloemenveld naast TNW Zuid. “Op een plataan komen tien tot twintig insectensoorten voor terwijl op een eik wel tachtig insectensoorten onderdak vinden.” Aan de andere kant van de bloemenweide bewegen jonge, dunne lindebomen zachtjes mee met de wind. Ze zijn een paar jaar geleden gepland. “Lindes zijn ontzettend goed voor bijen.”
Hoonhout werkt al 31 jaar als groenbeheerder voor de TU. Ontzettend leuk werk, vindt hij. “Anders had ik het niet zo lang volgehouden.” In ‘zijn’ tijd is de campus behoorlijk veranderd. Zo maakten de stenen parkeerplaatsen voor faculteiten als TNW en EWI plaats voor het groene Mekelpark. Ook de opvattingen van TU’ers over ‘groen’ zijn veranderd, vooral de laatste paar jaar. “Een paar jaar terug zeiden mensen nog: ‘Waarom maai je het gras daar niet? Het staat zo slordig.’ En nu vinden ze het zonde als ik het gras wél maai. ‘Slecht voor de natuur’, zeggen ze dan.”
Hulp van de natuur
Hoonhout vindt het heerlijk om elke dag buiten te zijn en over de campus te fietsen. Zijn favoriete plek? Een verborgen parkje in de buurt van parkeergarage P-Sports. Het was ooit een door tuinarchitect Mien Ruys ingerichte tuin. Inmiddels staat het parkje vol riet. In het midden loopt een pad van grote zwerfkeien. Al pratend springt Hoonhout van kei naar kei. Ze zijn onttrokken aan het zicht door alle bomen en brandnetels die het parkje omgeven. “Bijna niemand komt hier, dus je kunt de natuur volledig zijn gang laten gaan.”
Waar mogelijk schakelt hij de hulp van de natuur zelf in. Zo wordt het gras op twee braakliggende terreinen van de TU ‘gemaaid’ door kuddes grazende schapen. En de waterkwaliteit in de sloten van de campus probeert hij op peil te houden met onder meer oeverplanten. “Vooral met heet zomerweer gaat zonder dit soort maatregelen het zuurstofpeil enorm snel achteruit, wat weer vissterfte in de hand werkt.”
Invasieve exoten
De inspanningen van Hoonhout en zijn medewerkers hebben vruchten afgeworpen. Hij doet een stap naar voren en plukt een paars-roze donzige bloem. “Dit is een hazenpootje. De bloem is hier spontaan komen groeien.”
Niet alle spontane natuur is welkom, vertelt hij wanneer een groep Nijlganzen voorbij zwemt. Een invasieve exoot. “Ze hebben wel drie of vier legsels per jaar en zijn ontzettend brutaal. Een tijdje terug hebben ze nog het nest van een valk leeggeroofd en ze verdringen ganzen- en eendensoorten die hier van nature voorkomen.” Het rondje campus eindigt bij een veld vol berenklauwen. Ook die planten ziet Hoonhout liever niet op de campus. “We maaien ze één keer per jaar.” De planten zijn in een jaar tijd zo’n drie meter gegroeid. “Schapen zijn dol op berenklauwen. Als zij daar nou eens konden grazen…”