Moeten mensen niet op veel grotere schaal beginnen met het zelf repareren van spullen en hergebruiken van onderdelen als we willen dat de maatschappij de principes van de circulaire economie omarmt? Maar hoe worden consumenten makers? Dit zijn de grote vragen voor onderzoekers Tanya Tsui en David Peck. Binnen het Europese onderzoeksproject Pop-Machina willen ze de gezamenlijke productie binnen stedelijke gemeenschappen versterken. Hoe kan de makersbeweging een centrale rol innemen in de vereiste transitie?
“Ik ben opgeleid tot architect en heb in Hongkong gewerkt, waar ik samenwerkte met NGO’s in China,” vertelt Tanya Tsui. Nu maakt ze deel uit van een onderzoeksteam dat zich bij de TU Delft richt op klimaatontwerp en duurzaamheid, zoekend naar middelen en methoden om de circulaire economie vooruit te helpen. Het meeste onderzoek op dat gebied gaat echter over technische oplossingen, waarbij er een heroverweging plaatsvindt van oplossingen voor gebouwen en bouwproducten die aan het eind van hun leven zijn. Tsui: “Maatschappelijke oplossingen zijn net zo belangrijk!” Bovendien zijn de voorgestelde oplossingen meestal op bedrijven gericht, met het doel om commerciële waarde te genereren op basis van een ander economisch model. Hierdoor zijn het bedrijven in plaats van consumenten die de productie en het onderhoud van goederen beheersen. “Zowel mijn collega-onderzoeker David Peck als ikzelf zijn geïnteresseerd in hoe een circulaire economie de maatschappij beïnvloedt. We proberen het tekort aan kennis aan te pakken door de circulaire economie te benaderen als een economie waarin mensen in plaats van bedrijven de eigenaren en makers van producten zijn. Vandaar de naam Pop-Machina, of People’s Machine.”
Momentum
Peck en Tsui beschouwen de makersbeweging als een ideaal proefterrein voor een circulaire economie gebaseerd op mensen in plaats van winst. Deze beweging streeft de democratisering van de productie van goederen na. Gemeenschappen van makers hebben een cultuur ontwikkeld waar mensen zelf dingen maken en repareren in zogenoemde makersruimtes. Dit zijn werkplaatsen waar iedereen het beschikbare gereedschap en de machines gratis mag gebruiken of huren, zolang ze hun kennis delen met de andere gebruikers van de ruimte. Relatief goedkope en eenvoudig te gebruiken productietechnieken zoals lasersnijders en 3D-printers stellen mensen steeds meer in staat om hun eigen goederen te produceren. Tsui: “De mensen die deze makersruimtes initiëren en gebruiken, passen al circulaire principes toe. Ze zijn niet per se gericht op een duurzamere praktijk. Wij denken dat hun kennis en kunde effectiever zou kunnen worden benut. Bovendien zijn makersruimtes bottom-up initiatieven, met wortels in de lokale gemeenschap. Op die manier functioneren ze als een natuurlijk centrum in de buurt voor zowel zakelijke als sociale interactie. Dus vroegen wij ons af hoe gemeenten gebruik kunnen maken van het huidige momentum van de makersbeweging om de overgang naar een circulaire economie te maken.”
Zeven steden
Het is de bedoeling om in zeven steden verspreid over Europa circulaire makersruimtes te ontwikkelen, om te leren over de ruimtelijke en sociale aspecten van circulaire productie gericht op de gemeenschap. Stedenbouwkundigen, gedragswetenschappers, economen en juridische experts van verschillende universiteiten werken nauw samen met deelnemende gemeenten, van Venlo en Leuven tot Barcelona en Istanbul. Andere partners zijn consulenten met expertise op specifieke gebieden zoals blockchaintechnologie. Tsui: “We beginnen met het definiëren van de wensen van de gemeente en het vinden van de juiste stakeholders. Onze rol bij de TU Delft is vooral om activiteiten te ontwerpen en te organiseren waarbij de lokale gemeenschap kan worden betrekken, zoals workshops, en om plaatselijke experts een overzicht te geven van het beschikbare gereedschap.”
Het doel van het project is o.a. om makers de principes van een circulaire economie bij te brengen, waaronder ontwerp- en ondernemersvaardigheden, en het vergroten van het bereik van de makersruimtes. “Pop-Machina moet een digitaal platform voortbrengen dat makers in heel Europa met elkaar verbindt door ze in staat te stellen kennis en kunde uit te wisselen met behulp van blockchaintechnologie.” Iedere stad zal ook een fysieke ruimte bieden om de circulaire transitie te ondersteunen door lokale mensen en materiaalstromen met elkaar te verbinden. “Leuven, waar al een sterke makersgemeenschap zit, streeft naar een stedelijk materiaaldepot. Dit is een magazijn dat als hub functioneert voor het uitwisselen van materiaal, onderdelen en producten. In Venlo biedt de organisatie KanDoen mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt de kans om in hun eigen buurt te werken voor een inkomen en op die manier de sociale cohesie te bevorderen. Het gaat hier voornamelijk om handarbeid. We zijn op zoek naar manieren en middelen om een duurzamere praktijk tot stand te brengen wat betreft het leveren van zinvol werk.”
Vooruitzichten
Volgens Tsui is een van de vele veelbelovende vooruitzichten de groeiende toepassing van het principe van gedistribueerde productie. Dit kan bijvoorbeeld een meubelproducent zijn die het ontwerp ‘verkoopt’ en de montage aan een plaatselijke makersgemeenschap uitbesteedt. “Ik vind het idee van zeven sociaal en cultureel zeer verschillende steden met een bevolking van honderdduizend tot tien miljoen mensen die hetzelfde doel nastreven – een circulaire economie gebaseerd op mensen – ongelooflijk opwindend. Het wordt een uitdaging om de verschillende resultaten in de uiteenlopende pilotgebieden te beoordelen. Ik ben er zeker van dat ze zullen bijdragen aan een economie die uitgaat van mensen in plaats van winst.”
Meer informatie
- Project Pop-Machina