Traditionele bakstenen kademuren – zoals in de binnenstad van Delft – zijn enorm dikke poreuze baksteenmuren die in direct contact staan met de grond en het grondwater. Het muuroppervlak van de kade blijft daardoor lang vochtig. Een stedelijke biotoop voor vaak bijzondere rotsplantsoorten, zoals muurvarens of muurbloemen of muurleeuwenbek. Deze plantengroei is van belang voor een groene stad en de biodiversiteit. Onderzoeker Koen Mulder: “Moderne kademuren worden zo echter niet meer gemaakt en dit is een verarming van natuurlijk groen in de stad. Daarom onderzoeken wij nieuwe technieken voor het vergroenen van kademuren.”
Stalen damwand veroorzaakt droge muren
Tegenwoordig is de eigenlijke grondkerende kademuur meestal een stalen damwandprofiel dat in de grond is getrild. Veel sterker en ook veel goedkoper. Omdat dit er niet zo fraai uit ziet, wordt in binnensteden vaak over het stalen damwandprofiel een ‘betonschort’ gehangen, bekleed met baksteen. Koen Mulder: “De functie van de baksteen is dan eigenlijk alleen dat het wat prettiger oogt. Deze bekleding voor het beton en staal komt niet in direct contact met de achterliggende vochtige grond. Deze bakstenen laag wordt op warme dagen dan ook erg heet en kurkdroog en vormt zo geen ideale habitat voor kademuurplanten.”
Proef met kademuurspouw en mortel
In Breda wordt op dit moment de rivier de Nieuwe Mark in ere hersteld. Daarbij worden ook nieuwe groen begroeide kademuren gemaakt – waar zelfs bomen uitgroeien. De techniek die daar wordt toegepast is een baksteen bekledingsmuur voor de damwand met daartussen een spouw die gevuld wordt met een vochtoptrekkende achterlaag (substraat). De bakstenen muur staat nog steeds op een rand van het beton voor het staal en is ook niet in contact met de achterliggende grond. Echter het substraat trekt het grachtenwater achter de bakstenen muur omhoog en bevochtigt alsnog de bakstenen en mortelvoegen en dat is de voorwaarden voor plantengroei in de kademuren.
In Breda is uitgebreid geëxperimenteerd met verschillende dikten van de baksteen en vooral met verschillende morteltypen. Sterk genoeg voor constructie, maar toch voldoende bio-receptief – aangenaam voor planten. Een van de ontdekkingen bij het onderzoek voor Breda was dat het werken met de Nederlandse traditionele navoeg, waarbij het constructieve metselwerk van cement enkele centimeters wordt uitgekrabd en er een speciale siervoeg wordt gemaakt. De beste combinatie is dan sterk met toch een heel poreuze plantvriendelijke voeg aan het oppervlak. “Planten kunnen daar in wortelen zonder de dieperliggende cementmortel te beschadigen.” aldus Mulder.
Verdere proefopstelling in Delft
In Delft is aan de Graaf Floriskade een vervolg gaande op het project in Breda. Want waarom zou je de bakstenen nog steeds met harde cementmortel aan elkaar metselen? Dat is alleen maar lastig bij eventueel hergebruik of onderhoud. In Delft worden de stenen daarom droog gestapeld. Om te voorkomen dat de stenen kademuur wankel wordt, worden de stenen precies tot een bepaalde diepte ingeboord en gestapeld op lange profielen met nokjes. Hoe ruw de steen ook, steen en profiel hebben samen altijd precies dezelfde hoogte. En ook hier wordt de spouw gevuld met vocht optrekkend substraat dat de bakstenen vochtig houdt. Mulder: “Hier in Delft willen wij graag laten zien dat kademuurbekleding trouwens ook in mooie baksteenverbanden zou kunnen. En het mooie is: alles zou weer uit elkaar kunnen worden gehaald en worden hergebruikt.”
Potgrond met lijm
De spouw in dit project wordt dus gevuld met vocht optrekkend substraat dat de bakstenen vochtig houdt. Maar hier wordt ook gekeken naar de meest ideale voeg voor de planten en die is misschien wel van gewone grond die gebonden wordt met een biologische lijm. Daarom zijn de voegen in Delft gevuld met potgrond en bij de start van het project is daar zaad van muurbloem en muurleeuwenbek opgenomen. Verder zijn we benieuwd welke andere pioniersoorten zich uiteindelijk in de kademuur vestigen. Er wordt ook geëxperimenteerd met baksteenpatronen en de dikte van het substraat in de achterliggende spouw. En een deel van het paneel krijgt alleen water uit de grachten, een ander deel krijgt ook regenwater van boven dat zich op de afdekker verzameld.
De proefpanelen worden eind april 2022 geplaatst. De ontwikkeling wordt drie zomers gemonitord. Daarvoor zijn in elke paneelhelft op verschillende hoogten sensoren geplaatst die het vochtgehalte in de voeg meten. Mulder: “Maar het belangrijkste is natuurlijk wat we aan het oppervlak zien gebeuren. Welke planten ontkiemen er in de voegen, welke nieuwe soorten gaan straks pionieren op de muur? Eens in de paar maanden maken we daar een opname van. Eind 2024 zullen de panelen weer worden weggehaald.”
Gepubliceerd: april 2022
Meer informatie
- Dit project wordt geleid door onderzoekers Barbara Lubelli, Koen Mulder en Max Veeger van de afdeling AE&T van de faculteit Bouwkunde.
- Bekijk de projectpagina 'Wall Garden' voor meer informatie en de partners.
- Meer informatie over het Greenquays project in Breda is hier te vinden.