Mapping brengt de complexiteit van de gebouwde omgeving haarfijn in beeld en levert beter geïnformeerde ontwerpen op. Dat stelt Marc Schoonderbeek in zijn proefschrift Place-Time Discontinuities: Mapping in Architectural Discourse. Wat hem betreft zou het een standaardinstrument in de architectonische gereedschapskist moeten zijn.
Het Joods Museum in Berlijn is een klinkend voorbeeld van wat mapping kan opleveren. Architect Daniel Libeskind bracht op de kaart van Berlijn de geschiedenis van joodse en Duitse Berlijners in relatie tot elkaar en gebruikte de geschetste lijnen in zijn gebouwontwerp, uitmondend in de ‘leegte’ van de Holocaust. Schoonderbeek: “Hij bereikt zo een soort nulpunt in de architectuur. Van daaruit begint hij met ontwerpen.”
Mapping brengt diepliggende verbanden in beeld en verknoopt vele soorten informatie met elkaar, constateert Schoonderbeek. Dat komt doordat de ontwerper gebruik kan maken van de discontinuïteit van tijd en plaats die in een mapping is weergegeven. Wanneer de architect leentjebuur speelt bij de cartografie, ontstaat een rijker kader voor inbedding van een ontwerp in de context.
In zijn proefschrift onderscheidt Schoonderbeek drie modaliteiten van mapping. Daarin fungeert de kaart als 'instrument', 'handeling' of 'concept'.
De meest basale methode is die waarbij de kaart als instrument fungeert. Een klassiek voorbeeld is de ‘Manhattan Transscripts’ van Bernard Tschumi, die aan de hand van een reeks scenario-mappings een architectonische vormentaal ontwikkelt.
Bij mapping als handeling is de kaart een hulpmiddel om een onderzocht idee expliciet te maken. De aanpak van Libeskind in Berlijn is daarvan een voorbeeld.
Mapping als concept helpt om een theoretische positie binnen de architectuur te formuleren. Een voorbeeld daarvan is de manier waarop Aldo Rossi patronen en historische lijnen in zijn ‘analoge stad’ in kaart brengt aan de hand van stedelijke artefacten.
Mapping is in de laatste dertig jaar slechts mondjesmaat gebruikt, vooral bij wijze van experiment, maar verdient veel meer aandacht, stelt Schoonderbeek in zijn proefschrift. Want mapping leidt tot rijkere architectuur, beter begrip van het verband tussen ruimtelijke analyse en architectonisch ontwerp en meer inzicht in de overwegingen van de architect. “Mapping zorgt voor demystificatie van de zwarte doos in het ontwerpproces – de architect – en resulteert in beter gemotiveerde ontwerpen.”