De opkomst van het modernisme leidde tot een polariteit met de traditionele architectuur. Daarmee ging veel verloren, constateert promovendus Nelson Mota. Hij zoekt een tussenweg, een moderne architectuur die ruimte laat voor groei en verandering. Het werk van architect Álvaro Siza is er een voorbeeld van.
Na de Tweede Wereldoorlog heerste in Europa het modernistische idee dat we vanaf een tabula rasa moesten gaan bouwen. Met een schone lei, zonder naar het verleden te kijken. Er moesten snel grote aantallen woningen verrijzen. En dat vereiste een rationele, modernistische aanpak, zonder de ‘willekeur’ van de traditionele bouwmethoden. “Probleem is dat als je volledig voorbij gaat aan het verleden, je exclusieve architectuur maakt, die geen onderdeel is van de stedelijke omgeving”, zegt Mota.
In zijn proefschrift “An Archaeology of the Ordinary. Rethinking the Architecture of Dwelling from CIAM to Siza” zoekt hij het spoor terug. Hij poneert zelfs de stelling dat archeologie onderdeel zou moeten zijn van het architectuuronderwijs. Architecten die de geschiedenis van hun vak niet kennen – of alleen de architectonische hoogtepuntjes – zullen nooit woningen maken die passen bij het leven van alledag, gelooft hij. Daarvoor moet je graven onder het oppervlak. Hij pleit voor opheffing van tegenstellingen tussen individueel en sociaal, expert en massa en het lokale en universele. De moderne architect zou vaker leentjebuur moeten spelen bij volkse, niet door architecten ontworpen bouwgebouwen. Het zou de creativiteit ten goede komen. Door te luisteren naar de man van de straat is het mogelijk architectuur te maken die ruimte biedt voor verandering en groei. En die dus duurzaam is en de tand des tijds kan weerstaan..
In zijn proefschrift besteedt Mota speciale aandacht aan architectuurdesign en -theorie in Portugal. Tussen de late jaren veertig en de vroege jaren negentig van de twintigste eeuw was West-Europa in de greep van een alomvattende polariteit veroorzaakt door de Koude Oorlog. De plaats van Portugal in de periferie had ook zijn weerslag in de architectuur. Moderniteit en folklore waren er veel meer vervlochten dan elders.
Een aantal case studies van het werk de Portugese architect Álvaro Siza toont hoe dat resulteert in ontwerpen voor woongebouwen die buitengewoon gevarieerde gebruikersgroepen kunnen accommoderen. Bijvoorbeeld voor autochtone en Arabische bewoners in de Haagse Schilderswijk (1988) en voor Turkse en krakersgroepen in het Berlijnse Kreuzberg (1984). Het zijn woningen die door simpele ingrepen – bijvoorbeeld een schuifdeur – aanpasbaar zijn aan de individuele situatie. Mota: “Door afscheid te nemen van zwart-wit denken en de vele grijstinten te onderzoeken kun je een menselijke architectuur maken die inclusief is, die past bij de echte wereld.”